Pilkem Ridge dreigt de ondernemers in Ieper verder te blokkeren nu ook de uitbreiding van de ieperse industriezone in gevaar is.

PROCORO stelt immers met meerderheid van stemmen: ” We volgen het bezwaarschrift betreffende het verder onderzoek naar de intrinsieke erfgoedwaarden en de mogelijke invloed op de bescherming als werelderfgoed. Volgens de PROCORO gaat het om het gebied ten noorden van de Kleine Poezelstraat, die overeenkomt met de Engelse frontlinies.”

Volgens Open Vld is één van de grote uitdagingen voor het UNESCO-dossier de manier waarop we de slagvelden en vooral de belangrijkste frontzones (de Ieperboog, het Ijzerfront,…) zelf kunnen gaan beschermen. Doorgaans gaat het om vrij omvangrijke gebieden. De Ieperboog, de gevechtszone rond Ieper, is ongeveer 28 km lang en 8 km breed.

Het is enerzijds belangrijk dat de intrinsieke erfgoedwaarden van deze frontzones met inbegrip van het erfgoed boven de grond (bv. bunkers en versterkingen, begraafplaatsen, bepaalde delen van het landschap die hun oorspronkelijk uitzicht min of meer behielden, zoals Hill 60,…) en vaak ook onder de grond (bv. dug-outs, loopgravenstelsels, archeologische relicten met inbegrip van stoffelijke resten van gesneuvelde soldaten,…) bewaard kunnen blijven.

Anderzijds kan het ook niet de bedoeling zijn dat heel deze zone als het ware onder een stolp wordt geplaatst en dat er geen ontwikkelingen inzake wonen, werken, recreatie of industrie meer mogelijk kunnen zijn.

Flexibele aanpak op maat

Minister Dirk Van Mechelen (Open Vld) vindt dan ook dat er nood is aan een instrument dat voldoende flexibel en op maat kan worden toegepast. Dat het mogelijk maakt dat bepaalde zones volledig worden gevrijwaard, dat er voor andere flankerende maatregelen komen en dat op nog andere plaatsen nieuwe ontwikkelingen (bv. bouwen van woningen, aanleg bedrijfsterreinen, wegeninfrastructuur of recreatieterreinen,…) mogelijk zijn.

Voor de meest waardevolle landschappen in Vlaanderen bestaat dit instrument al. Via de aanduiding van de zogenaamde ankerplaatsen worden de belangrijkste landschapskenmerken- en waarden in kaart gebracht. Via aangepaste stedenbouwkundige voorschriften wordt het behoud van deze kenmerken en waarden als het ware ruimtelijk vertaald en verankerd in een ruimtelijk uitvoeringsplan.

Behoud van de frontzones

Via een nieuw initiatief wil minister Van Mechelen ervoor zorgen dat het instrument ankerplaatsen/erfgoedlandschappen ook kan worden ingezet voor het behoud van de frontzones.

Als eerste stap daartoe wordt werk gemaakt van het in kaart brengen van alle oorlogserfgoed in deze zones. Voor het erfgoed boven de grond is dat niet zozeer een probleem. Voor het erfgoed onder de grond zijn de uitdagingen veel groter.

Minister Van Mechelen ondersteunt sinds 2008 onder andere een pilootproject in de gemeente Zonnebeke waar al het erfgoed uit de Eerste Wereldoorlog in kaart wordt gebracht en via GIS wordt gerefereerd (de exacte locatie wordt ingetekend en is bijvoorbeeld bruikbaar in het kader van de uitreiking van stedenbouwkundige vergunningen). Daarbij wordt gebruikt gemaakt van de resultaten van archiefonderzoek (onder andere loopgravenkaarten en historische luchtfoto’s), van de kennis van de plaatselijke bewoners of van terreinonderzoek.

Bewaren voor toekomstige generaties

“Het is duidelijk dat de belangstelling voor de Eerste Wereldoorlog nog elk jaar toeneemt. Sinds enkele jaren gaat ook meer en meer aandacht uit naar het oorlogslandschap. We kunnen stellen dat deze slagvelden en frontzones vandaag, negentig jaar na het einde van de oorlog, op veel plaatsen nog vrij goed bewaard zijn.”

“Toch merken we ook dat deze zones ruimtelijk steeds meer onder druk komen te staan. Vanuit een integrale aanpak willen we er voor zorgen dat we de belangrijkste relicten boven en onder de grond die verwijzen naar de Grote Oorlog ook voor toekomstige generaties bewaren en behouden, opdat we nooit vergeten wat hier is gebeurd.”

We willen dat wel op een manier doen die de verdere ontwikkeling van de desbetreffende regio’s zeker niet verhindert, maar er zelfs als katalysator (bv. in functie van toerisme) kan voor dienen”, aldus nog Viceminister-president Dirk Van Mechelen.