‘In het Vlaams Parlement heb je mensen die hard werken en mensen die niets doen’, zei voorzitter Jan Peumans aan het begin van het parlementaire jaar. De Tijd nam de proef op de som en ging na wie de ijverigste parlementsleden zijn. Enerzijds werd gekeken naar het aantal schriftelijke initiatieven, anderzijds naar het aantal mondelinge vragen en tussenkomsten in de plenaire vergadering en in de commissies. Emmily Talpe (Open Vld) bleek een bezige bij: ze kan maar liefst 76 tussenkomst, 7 initiatieven en 256 vragen op haar naam schrijven. Talpe is erg tevreden met haar goede resultaat, maar wil de cijfers enigszins nuanceren: “Een parlementslid kan ook dankzij goede connecties met de regering of de kabinetten wegen op het gevoerde beleid, en dankzij goede relaties met de pers kan hij/zij het publieke debat soms sturen. Die zaken vertalen zich niet in deze cijfers.

Lees hieronder het volledige artikel uit De Tijd (1/10/16):

Geïdentificeerd: de parlementsleden die ‘niks’ doen

‘In het Vlaams Parlement heb je mensen die hard werken en mensen die niets doen’, zei voorzitter Jan Peumans (N-VA) aan het begin van het parlementaire jaar. De Tijd nam de proef op de som en ging na wie de ijverigste parlementsleden zijn en welke parlementsleden het minst productief zijn.
Voor alle Vlaams parlementsleden gingen we twee zaken na. Enerzijds hoeveel parlementair werk ze verrichten door het indienen van amendementen, schriftelijke vragen en dergelijke; anderzijds hoe vaak ze het woord namen in de plenaire vergadering en de vakcommissies (tussenkomsten). Onderstaande grafiek toont voor elk parlementslid de activiteit op beide fronten.

We deelden de parlementsleden in in 4 categoriën:

  1. Bezige bijen: veel tussenkomsten en veel initiatieven. Rechtsboven op de grafiek.
  2. Stille krachten: weinig tussenkomsten en veel initiatieven. Linksboven.
  3. Babbelaars: veel tussenkomsten, weinig initiatieven. Rechtsonder.
  4. Passievelingen: weinig tussenkomsten en weinig initiatieven. Linksonder.

Noot: ‘veel’ en ‘weinig’ betekenen hier respectievelijk meer en minder dan de mediaan. Op de grafiek betekent dit dat telkens de helft van de parlementsleden zich links, rechts, boven of onder de zwarte lijnen bevinden.

Wat blijkt?

Eerst en vooral komen de parlementsleden met een sterke reputatie, zoals Robrecht Bothuyne (CD&V), Joris Vandenbroucke (sp.a), Andries Gryffroy (N-VA), Jan Bertels (sp.a), Björn Rzoska (Groen), … sterk naar voren als ijverige parlementsleden. Het hoeft niet te verbazen dat daar twee fractievoorzitters van de oppositie tussen zitten: Vandenbroucke en Rzoska.

De rol van de oppositie spreekt duidelijk uit het hogere aantal initiatieven en tussenkomsten in de grafiek. Dat is ook logisch aangezien de oppositiepartijen de regering en de meerderheid per definitie meer aanspreken en in vraag stellen.

Uit de grafiek blijkt ook duidelijk dat de N-VA-fractie niet echt uit de verf komt: de partij heeft het grootste aandeel ‘passieve’ parlementsleden.

Mede als gevolg van de snelle groei van de partij, heeft ze veel mensen zonder of met weinig politieke ervaring in haar fractie. En meerdere N-VA’ers vinden moeilijk hun weg binnen het politieke labyrint van de Vlaamse politiek, getuige daarvan het recente opstappen van Jan Hofkens.

De partij zelf vindt dat ook niet zo erg. ‘Als ze allemaal zo actief zouden zijn als Annick De Ridder of Lorin Parys, zouden we een probleem hebben’, klinkt het binnen de fractie. Bovendien wil men het federale scenario van een overactieve fractie met alle gevolgen van dien absoluut vermijden. Dat is een pluim die fractievoorzitter Matthias Diependaele op zijn hoed mag steken: tot nu toe slaagt hij er in om de discussies die er binnen een grote fractie onvermijdelijk leven, goed binnenskamers te houden.

Diependaele: ‘Het is redelijk logisch dat wij het moeilijker hebben. Wij zijn met 43 mensen, dat is een derde van het parlement. Dat maakt dat we 6 mensen per commissie hebben, 12 als je er de plaatsvervangers bijneemt.’

Het is voor N-VA met andere woorden veel moeilijker om het aantal onderwerpen over haar leden te verdelen.’Dus het is de logica zelve dat je dan met iets minder initiatieven komt. Wat wel het voordeel is, is dat wij een pak meer expertise aan de dag kan leggen.’

Diependaele wijst er daarnaast op dat niet elke resolutie of vraag evenveel werk vergt om opgesteld te worden. ‘Eén resolutie over rechten voor homoseksuelen in Afrika, kan je op een paar uur schrijven, terwijl Lorin Parys (N-VA) hier wel al een hele zomer bezig is aan één voorstel over social impact obligations, een technisch-juridisch complex dossier. Aan het einde van de rit heeft hij wel maar één initiatief dan.’

Profilering

Het beeld dat de grafiek oproept, vertelt dus maar een deel van het verhaal. Deze kwantitatieve oefening zegt bijvoorbeeld ook niets over de inhoud van tussenkomsten. Sommige parlementsleden nemen het woord tijdens vergaderingen, puur om het woord te nemen en zich te profileren. Ook weten ze verdomd goed dat schriftelijke vragen worden geteld en een graadmeter zijn in ‘rapporten’ over parlementsleden. Jos De Meyer (CD&V) zou zonder de 660 schriftelijke vragen die hij stelde bijvoorbeeld bijna in de categorie van de babbelaars vallen.

Overigens is het niet zo dat je veel vragen moet stellen om impact te hebben. Een parlementslid kan dankzij goede connecties met de regering of kabinetten wegen op het gevoerde beleid, of dankzij goede relaties met de pers het publieke debat sturen. Die zaken vertalen zich niet in cijfers.

We mogen de rol van parlementaire medewerkers ook niet vergeten. Parlementsleden teren zwaar op het vele werk dat zij voor hen voorbereiden of uitvoeren. Of ze zelf de finesse van de vraag kennen, is soms twijfelachtig.

Ten slotte moet er bij de interpretatie van de grafiek ook rekening gehouden worden met parlementsleden die omwille van ouderschap, ziekte of andere redenen hun parlementaire werk even hebben moeten staken. An Moerenhout (Groen) behoort tot deze groep.

Hoe gingen we te werk?

De oefening werd enkel voor de huidige legislatuur (sinds juni 2014) gemaakt en liep tot en met vrijdag 30 september. Paul Cordy (N-VA) en Bert Moyaers (sp.a) werden niet in de tellingen opgenomen aangezien ze nog maar sinds dit jaar in het parlement zitten. Alle gegevens haalden we op de site van het Vlaams parlement.

Het aantal mondelinge tussenkomsten is logischerwijs nauw verbonden met de aanwezigheid in het parlement. Leden die hun job in het Vlaamse parlement combineren met vele andere functies of mandaten, scoren niet verwonderlijk lager op deze as.

Dat blijkt ook: onder de passievelingen zijn er 2 partijvoorzitters, 8 burgemeesters, 6 schepenen, 12 gemeenteraadsleden en 1 OCMW-voorzitter. Ook Open VLD-voorzitter Gwendolyn Rutten neemt weinig het woord in het Vlaams parlement, net als haar collega van het Vlaams Belang Tom Van Grieken.

Voor de initiatieven telden we alle amendementen, voorstellen, ontwerpen van decreten, moties (aanbevelingen aan de regering) en parlementaire vragen die de parlementsleden indienden. Dat levert een indicatie voor de bedrijvigheid van de parlementsleden in het parlementair werk.

Door MAARTEN LAMBRECHTS, PIETER GORDTS en BARBARA MOENS

http://multimedia.tijd.be/vlaamsparlement/